Christendom – inderdaad, elke religie – is in wezen een onderscheiding tussen God en de wereld, tussen het reële en het onwerkelijke, het absolute en het relatieve, het eeuwige en het contingent. Hierna volgt religie de vereniging van de twee.
Religies zijn exoterisch in de mate dat ze worden gevormd door hun sitz in leben ('setting in life'), de omgeving waarin ze verschijnen en de omstandigheden waaronder ze vorm krijgen.
Ze zijn esoterisch in die zin dat het door deze externe vormen – voornamelijk de Schrift en zijn traditie – is die de levendmakende essentie wordt meegedeeld van die waaraan het bereikt. Het esoterische is zo discreet, maar impliciet, in de vormen. Jezus zei: "Aan jou is het gegeven om het mysterie van het koninkrijk van God te kennen: maar aan hen die zonder zijn, worden alle dingen in gelijkenissen gedaan" (Marcus 4:11) – dit wil niet zeggen de kennis van het koninkrijk blijft verborgen voor het 'zonder', zoals Hij ook zei: 'Hij die oren heeft om te horen, laat hem horen'. (Marcus 4: 9, 4:23 & 7:16).
In dat opzicht is het 'esoterische' altijd en noodzakelijk een aanvulling op het exoterische, je kunt het ene niet hebben zonder het andere; je kunt het esoterische niet begrijpen of begrijpen, behalve door zijn complementaire exoterische vorm – is het het esoterische dat de vorm begrijpt, en het is de vorm die de betekenis van het esoterische overbrengt. Juist door de vormen maakt het vormloze zich bekend. Het esoterische is als een vloeistof, zelf vormloos, maar die de vorm aanneemt van de vorm waarin het wordt gegoten – de vormen variëren over de religies, de vloeistof is hetzelfde.
Alle authentieke religies zijn uiteindelijk en onvermijdelijk apofatisch, omdat ze de wereld van vormen overstijgen, de reikwijdte van kennis. We kunnen dus spreken van confessionele esoterismen, als een bestanddeel van de uitdrukking van een traditie in al zijn vormen, bijvoorbeeld in zijn symbologieën, of zijn riten en liturgieën – elke religie die haar eigen, meer of minder aanleiding geeft mate 'transparant' vanuit het oogpunt van de metafysica.
+++
Wanneer men spreekt van een biechtstoel esoterie, spreekt dit van het meest verheven, subtielste, meest innerlijke deel van een leer (esoterisch is afgeleid van het Griekse 陳σωτέρω (esōtérō, 'verder van binnen'), de 'geest' met betrekking tot de exoterische 'brief' . Men spreekt over een integrale leer met betrekking tot de aard ervan, afgezien van de noodzakelijke vereisten van pastorale zorg (vgl. 1 Korintiërs 3: 1-3).
+++
Er is dus een onderscheid tussen 'Esoterisch christendom' en 'christelijk esoterisme' –, de laatste gaat over het onderscheid tussen de God en de wereld als zodanig, volgens de onthulde gegevens van zijn extrinsieke vormen – schrift en traditie.
'Esoterisch christendom' is een absoluut en formeel onderscheid gaan maken – een dualisme en een dichotomie – waarover gewoonlijk wordt gesproken in 'esoterische kringen' als een Johannine (esoterisch) christendom als anders dan en onderscheiden van een Petrine (exoterisch) christendom. Niets is minder dan de twee, aangezien Petrus en Johannes in feite één zijn in Christus, zoals blijkt uit de vermelding van hen beiden niet minder dan zeven keer samen in Handelingen, en Paulus spreekt over hen (met Jakobus), als de 'pijlers 'van de christelijke gemeenschap (Galaten 2: 9).
Dit onderscheid ondermijnt de essentie van de Openbaring in Christus – van de eenheid van geest en materie (die zelf terug te voeren is op Genesis) – en de aard van de menswording, met als gevolg een implicatie voor de mensheid. Te vaak, en te gemakkelijk, wordt getracht een syncretische enting van verschillende vreemde leringen en ideeën te 'uitleggen' van het christendom, terwijl dit alles aantoont dat de ware aard van de Openbaring – niet goed wordt begrepen en begrepen, iets dat de metafysicus herkent – voor wat het is, een pad dat in wezen anders is dan andere, maar in wezen op hen lijkt.